Introductieles voor cursus NEN 3140 - Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1

Veilig werken aan of nabij elektrische installaties is in het Arbobesluit verplicht gesteld. De technische en organisatorische uitvoering hiervan zijn onder andere uitgewerkt in de norm NEN 3140.

De gevaren bij werken met elektriciteit in je eigen werkomgeving

Elektriciteit kan risico’s opleveren, zowel thuis als in je eigen werkomgeving. Deze verschillende gevaren leer je in dit hoofdstuk nader kennen en dat is ook wat de NEN 3140 van jou verwacht. Een aanwijzing door je werkgever hoort hierbij. Hoe dit geregeld wordt, waar je op moet letten, wat jouw verantwoordelijkheden zijn en die van je werkgever, behandelen we in dit hoofdstuk ook.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod:

  • aanwijzingen zoals bepaald binnen de NEN 3140
  • aanwijzingsformulier uit de NEN 3140
  • organisatie rondom de NEN 3140
  • normen binnen de scheepvaart
  • aanraking
  • brand
  • vlambogen
  • explosie 
Figuur 1 Elektrisch gevaar

Figuur 1 Elektrisch gevaar

Figuur 2 Aanwijzingen volgens de NEN 3140

Figuur 2 Aanwijzingen volgens de NEN 3140

Er zijn 5 functies en 4 niveau's. De Installatieverantwoordelijke (IV) en Werkverantwoordelijke (WV) staan nadrukkelijk op hetzelfde niveau.

  • Leek
  • Voldoende onderricht persoon (VOP)
  • Vakbekwaam persoon (VP)
  • Werkverantwoordelijke (WV)
  • Installatieverantwoordelijke (IV)

Iedereen die risico’s loopt, moet worden getraind om zich bewust te zijn van de gevaren. De werkgever moet iedereen aanwijzen die risicovol werk doet. Afhankelijk van de aard van deze werkzaamheden worden medewerkers aangewezen als Vakbekwaam persoon of Voldoende onderricht persoon.

Een werkgever dient jou aan te stellen op één van de vier laatst genoemde niveaus. Dat kan hij doen wanneer hij inschat dat jouw elektrotechnische kennis voldoende is voor de werkzaamheden die hij je opdraagt en wanneer je voldoende kennis hebt van de NEN 3140.

In deze cursus behandelen we de kennis en oefenen we de vaardigheden die je nodig hebt om te werken conform de NEN 3140.

Het lesmateriaal is geschikt voor een Voldoende onderricht persoon en een Vakbekwaam persoon. Elk onderwerp wordt allereerst benaderd vanuit de Voldoende onderricht persoon waarna een verdieping volgt voor de Vakbekwaam persoon. Hier is voor gekozen omdat in veel bedrijven de precieze grens tussen Voldoende onderricht persoon en Vakbekwaam persoon niet scherp is. Daarnaast zal menig Voldoende onderricht persoon bepaalde onderwerpen met belangstelling willen lezen omdat hij er wellicht vroeg of laat toch mee te maken krijgt op zijn werk of omdat het simpelweg interessant is.

Leek

Zelfs wanneer je elektrotechnicus bent maar je hebt geen aanwijzing, dan heb je nog steeds geen toestemming om aan een installatie te werken. Iedereen zonder aanwijzing is volgens de NEN 3140 een leek. Een leek mag geen werkzaamheden verrichten waar elektrotechnische risico’s aan zijn verbonden zoals gevaar voor aanraking of vlambogen.

Voldoende onderricht persoon (VOP)

Een voldoende onderricht persoon (VOP-er) is werknemer die niet over een elektrotechnische vooropleiding beschikt. Als je niet-elektrotechnische werkzaamheden doet, maar toch elektrische risico’s loopt, moet je minimaal worden aangewezen als Voldoende onderricht persoon. Voldoende onderrichte personen zijn, door instructie, in staat om bij hun werkzaamheden elektrische gevaren te vermijden. Niet-elektromonteurs, die eenvoudige klusjes doen zoals het vervangen van een stopcontact, worden vaak aangewezen als Voldoende onderricht persoon.

De werkgever moet beoordelen wat de aard van de werkzaamheden is en wie deze werkzaamheden kan doen. Dan pas kan de werkgever bepalen wie welke aanwijzing krijgt.

Figuur 3 Goede instructie VOP noodzakelijk voor juiste montage

Figuur 3 Goede instructie VOP noodzakelijk voor juiste montage

Voorbeelden van werkzaamheden die een Voldoende onderricht persoon na instructie kan uitvoeren, zijn:

  • vervangen van lampen;
  • aan- en afkoppelen van elektromotoren;
  • resetten van beveiligingen;
  • monteren van contactstoppen aan leidingen;
  • vervangen van wandcontactdozen en lichtschakelaars;
  • monteren van verlichtingsarmaturen;
  • inspecteren van elektrische arbeidsmiddelen;
  • aanbrengen en verwijderen van bepaalde smeltpatronen;
  • het gebruiken van elektrische arbeidsmiddelen in specifieke situaties.

Vakbekwaam persoon (VP)

Een vakbekwaam persoon (VP-er) is iemand die zelfstandig of in teamverband elektrotechnische werkzaamheden uitvoert. Van een Vakbekwaam persoon wordt meer geëist, je moet een opleiding elektrotechniek op EQF-niveau 2 elektrotechniek hebben. Dit zijn meestal elektromonteurs. Elektrotechnische werkzaamheden, waaronder het inspecteren van installaties vallen bijvoorbeeld onder de competentie van de VP-er. VOP-ers kunnen onder toezicht staan van een VP-er.

Werkverantwoordelijke (WV)

De werkverantwoordelijke geeft leiding aan Vakbekwame personen en Voldoende onderrrichte personen en is verantwoordelijk voor de uitgevoerde werkzaamheden. Hij zorgt in overleg met de installatieverantwoordelijke onder andere voor veilige procedures die voor de werkzaamheden benodigd zijn. Hij is verantwoordelijk, dat het personeel wordt geïnstrueerd over de mogelijke gevaren en risico's. In de praktijk is een Werkverantwoordelijke vaak een chef van een technische dienst. Een werkverantwoordelijke dient vooral goed kunnen inschatten wat voor risico's het uitvoerende personeel loopt en de werknemers hierover vóór aanvang van de werkzaamheden op de hoogte brengen.

Bij langdurige projecten kan dat zo vaak als nodig is worden herhaald. Een werkverantwoordelijke moet zich goed kunnen inleven welke risico's zich kunnen voordoen en dient te beoordelen of diegene die de klus doet dit aan kan. Vooral artikel 3.5 uit het Arbobesluit heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van een werkverantwoordelijke.

Bij grote en uitgestrekte installaties kan de verantwoording voor zowel het werk als de installatie worden overgedragen. Het is dus best mogelijk dat niet de hele fabriek onder één persoon valt. Sterker nog, een installatie- of werkverantwoordelijke kan zelfs voor een ander deel van de installatie waarvan hij minder goed op de hoogte is, zelfs een lagere bevoegdheid hebben. Wanneer bij een grote klus de werkverantwoordelijkheid wordt verdeeld, is er toch uiteindelijk maar één persoon die de eindverantwoording heeft. Hierover is vooraf overleg nodig. Voor kleine bedrijven blijft het mogelijk beide taken (werk- en installatieverantwoordelijke) te combineren.

Taken van de werkverantwoordelijke kunnen zijn:

  • Uitvoeren risico inventarisatie van de elektrotechnische werkzaamheden;
  • Opstellen werkprocedures;
  • Bepalen werkmethode;
  • Aanschaf en beheer van hulp- en beschermingsmiddelen
  • Verdelen van werk op basis van de aanwijzingen;
  • Het instrueren van de uitvoerende bij werkzaamheden
  • Toestemming geven voor het starten van werkzaamheden
  • Uitvoeren van toezicht op de naleving van instructies.
  • De WV kan delen van zijn werkzaamheden delegeren op basis van noodzaak.
Figuur 4 Toezicht houden is belangrijk

Figuur 4 Toezicht houden is belangrijk

Installatieverantwoordelijke (IV)

De installatieverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de elektrische installatie en de elektrische arbeidsmiddelen die in het bedrijf worden gebruikt. Dit gaat zowel over de veiligheid maar ook over de bedrijfszekerheid van de elektrische installatie.

Denk hierbij ook aan de verantwoordelijkheid voor de periodieke inspecties en het beoordelen of de resultaten invloed hebben op de RI&E of PvA. De Installatieverantwoordelijke is praktisch altijd vanaf het begin betrokken bij nieuwbouw, wijzigingen of uitbreidingen. Bij bedieningswerkzaamheden zoals het in- en uitschakelen van installatiedelen, productie-eenheden of motoren is hij degene die bepaald of deze handelingen wel of niet en wanneer kunnen plaatsvinden. Hij regelt de toegang tot laagspanningsruimten. Ook het beoordelen of de elektrische installatie nog voldoet bij wijziging van gebruik of omstandigheden behoort tot zijn taak.

De Installatieverantwoordelijke en de Werkverantwoordelijke overleggen samen over de te volgen procedures om werkzaamheden veilig uit te voeren. De inbreng van de Installatieverantwoordelijke is belangrijk ten aanzien van de opbouw, werking, beschikbaarheid en de mogelijke gevaren van de installatie. Een Installatieverantwoordelijke moet zijn toegewezen installatie(s) dan ook goed te kennen en zorgen dat de tekeningen in orde zijn en blijven. Zowel de Werkverantwoordelijke als de Installatieverantwoordelijke dienen zich qua opleidingsniveau te bevinden op EQF-niveau 4 elektrotechniek. Naast de technische aspecten komen ook leidinggevende en organiserende aspecten om de hoek kijken.

Een installatieverantwoordelijke kan de eigenaar, werkgever, de verhuurder of een gedelegeerd persoon zijn. De IV kan delen van zijn verantwoordelijkheid delegeren. Dit moet zijn vastgelegd in de aanwijzing van diegenen die de verantwoordelijkheid krijgen.

Werkgever

De werkgever stond niet in het eerste lijstje maar wordt wel expliciet genoemd in de NEN 3140. De werkgever is en blijft de eindverantwoordelijke. Maar als hij de technische kennis niet heeft, wijst hij een Werkverantwoordelijke (WV) en Installatieverantwoordelijke (IV) aan. Het is wel zijn verantwoording dat deze aanwijzingen op een goede manier geregeld worden.

Een Installatieverantwoordelijke is verplicht zodra er een installatie is, een Werkverantwoordelijke is gerelateerd aan werkzaamheden. Wanneer er geen werkzaamheden zijn, hoeft er ook geen werkverantwoordelijke te zijn.

Als er geen installatieverantwoordelijke is aangewezen, geldt de opdrachtgevende werkgever als installatieverantwoordelijk. Bij service en installatiebedrijven is er niet altijd een werkverantwoordelijke, en zeker niet op locatie. Er hoeft geen WV te zijn aangewezen wanneer vakbekwame personen en voldoende onderrichte personen zijn ingezet. Er moet dan wel worden voldaan aan de voorwaarden:

  • de werkzaamheden bestaan uit spanningsloos werken, meten en bedienen volgens de NEN 3140
  • toezicht en periodieke evaluaties zijn geregeld in overleg met een elektrotechnische deskundige met kennis van NEN 3140.

Aanwijzingsformulier uit de NEN 3140

Om duidelijke afspraken te maken over de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van een werknemer, wat mag hij wel en wat mag hij niet, wordt een en ander schriftelijk vastgelegd door zowel werkgever als werknemer. Zo’n schriftelijke overeenkomst noemen we een aanwijzing.

Het aanwijsformulier uit de NEN 3140 is een overeenkomst gericht op het veilig kunnen uitvoeren van bedrijfs- en functie specifieke werkzaamheden.

Het is verstandig dat je dit formulier aandachtig doorleest en bespreekt met je leidinggevende. Wanneer je het tekent, stem je in met de uit te voeren taken en bevoegdheden. Zijn er werkzaamheden vermeld op de overeenkomst die je volgens jou niet beheerst, zul je dat moeten aangeven.

Figuur 5 Aanwijzingsformulier

Figuur 5 Aanwijzingsformulier

Organisatie rondom de NEN 3140

Het toepassen van de NEN 3140 is een goede manier om aan de wet- en regelgeving te voldoen. De norm voorziet in de nodige handvatten die een werknemer en werkgever kunnen gebruiken.

Figuur 6 De NEN 3140

Figuur 6 De NEN 3140

De werkgever mag je geen werkzaamheden laten doen waar je niet of onvoldoende voor bent geïnstrueerd. Bij jezelf ligt hierin dus ook een verantwoordelijkheid.

Verantwoordelijkheden:

  • Veilig werken aan elektrische installatie is wettelijk verplicht
  • Werkgever: aanstellen van personeel conform NEN 3140
  • Werknemer: werken conform NEN 3140

Normen binnen de scheepvaart

Inleiding

De IEC 600920-509 2011 is de gangbare norm voor elektrische veiligheid aan boord van schepen in internationale wateren. De norm komt voor een groot gedeelte overeen met de NEN-EN 50110, waar de NEN 3140 van is afgeleid. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste verschillen tussen de IEC 60092-509 en de NEN 3140 behandeld.

Net als in de NEN3140 kent de IEC 60092-509 aangewezen personen.

Figuur 7 Deel van een scheepsinstallatie

Figuur 7 Deel van een scheepsinstallatie

Binnen de scheepvaart geldt:

  • de NEN 3140 wanneer het schip binnen Nederland is.
  • de IEC norm IEC 60092-509 op open zee.
Figuur 8 De NEN 3140 en de IEC 60092-509

Figuur 8 De NEN 3140 en de IEC 60092-509

Aanrakingsgevaar

Op een wandcontactdoos (volksmond: stopcontact) staat normaal gesproken spanning. Iets dat onder spanning staat kan een elektrische stroom laten lopen, maar dan moet je er wel een apparaat (belasting) op aansluiten. Wanneer die belasting jouw lichaam is (via aanraken met de vinger), dan gaat er een stroom lopen door jouw lichaam via de aarde weer terug naar de bron. Dit komt omdat ons lichaam voor 65% uit water bestaat en dus gemakkelijk stroom kan geleiden.

Er kan zich een situatie voordoen dat je een schok krijgt. Dat voelt niet prettig, maar loopt meestal goed af door de gunstige omgeving waarin je dan bent. De schok kan echter ook brandwonden veroorzaken en in het ergste geval kan deze dodelijk zijn. Dit hangt van verschillende factoren af die later aan de orde komen.

Directe aanraking

Als je iets aanraakt dat ook onder spanning hoort te staan, zoals draden of aansluiten van elektrische componenten, dan noemen we dat directe aanraking. Volgens de wet moeten delen die onder spanning horen te staan, worden beschermd tegen aanraking. Door bijvoorbeeld isolatie of door verzonken aansluitingen, waardoor je niet met de vingers bij de contacten kan komen.

Figuur 9 Inbranding door directe aanraking

Figuur 9 Inbranding door directe aanraking

Elektrocutiegevaar

Figuur 10 Elektrocutiegevaar

Voor zowel de Voldoende onderricht persoon als een Vakbekwaam persoon geldt dat je geen apparaat moet gebruiken waarmee je direct in aanraking kunt komen met die elektrische spanning.

Figuur 11 Defecte apparaten met aanrakingsgevaar

Figuur 11 Defecte apparaten met aanrakingsgevaar

Repareren van dit defect mag, mits het apparaat niet is aangesloten op het lichtnet en je voldoende kennis hebt om dit defect te repareren. De NEN 3140 bepaalt dat elektrische arbeidsmiddelen met passende regelmaat moet worden geïnspecteerd. In de praktijk komt dat neer op ongeveer elke 1 à 2 jaar.

Indirecte aanraking

Indirecte aanraking kan ook. Bijvoorbeeld wanneer een apparaat een defect snoer heeft, waardoor de metalen behuizing van het apparaat rechtstreeks onder spanning komt te staan. Dit noemen we indirecte aanraking.

Klik hier voor de animatie

Ook dit is te voorkomen door regelmatige inspectie en zelf ook goed te kijken of het apparaat geen zichtbare defecten heeft voordat je het gaat gebruiken. Constateer je een defect, dan mag je het apparaat niet gebruiken.

Voldoende onderricht persoon

Het is belangrijk dat je herkent wanneer iets aanrakingsveilig of niet-aanrakingsveilig Is. De meeste Voldoende onderrichte personen mogen alleen in schakelkasten komen die aanrakingsveilig zijn. Kom je een niet-aanrakingsveilige situatie tegen, meld dit dan aan de Installatieverantwoordelijke. Moeten er toch handelingen verricht worden in niet-aanrakingsveilige kasten, dan moet je daarvoor bevoegd zijn en dus de juiste aanwijzing hebben. Bovendien moeten er, afhankelijk van de situatie, de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

Figuur 13 Niet-aanrakingsveilige groepenkast

Figuur 13 Niet-aanrakingsveilige groepenkast

Figuur 14 Aanrakingsveilige schakelkast

Figuur 14 Aanrakingsveilige schakelkast

Vakbekwaam persoon

Het werken in de buurt van spanningvoerende delen, kan als werken onder spanning gezien worden. Als een Vakbekwaam persoon toch moet werken binnen 50 cm van spanningvoerende delen, noemen we dat werken in de gevarenzone. Dan moeten deze spanningvoerende delen ofwel spanningsloos worden gemaakt ofwel worden afgeschermd met speciale afschermende materialen. Voor het verrichten van metingen geldt een minimale afstand van 5 cm van spanningvoerende delen. Voor bedieningshandelingen, zoals het resetten van beveiligingen geldt een minimale afstand van 10 cm van spanningvoerende delen. Hier komen we later nog op terug.

IP bescherming

Zoals we hebben gezien, moet een installatie beveiligd zijn tegen aanraking met de vingers. Maar in sommige gevallen is een grotere beschermingsgraad nodig. Of soms is het nodig om ook te beschermen tegen vocht. Dit is helemaal afhankelijk van waar en hoe een apparaat of machine wordt gebruikt.

Voor het bepalen van de juiste beschermingsgraad tegen vocht of vaste voorwerpen is de IP codering ontwikkeld. Je ziet hieronder een gecombineerde tabel waarin je de beschermingsgraad kunt aflezen.

Figuur 15 IP-tabel

Figuur 15 IP-tabel

Voorbeeld:

Een buitenlamp heeft een beschermingsgraad van IP44. De eerste 4 staat voor bescherming tegen voorwerpen groter dan 1 mm. Het komt erop neer dat je de elektrische delen in een apparaat niet kunt zien. De tweede 4 staat voor bescherming tegen opspattend water.

Het is belangrijk dat bij de keuze van componenten rekening wordt gehouden met de juiste beschermingsgraad. Let op: als je bijvoorbeeld een doorsnee wandcontactdoos wilt vervangen, maar de ruimte wordt inmiddels ook voor natte doeleinden gebruikt, dan zul je mogelijk een andere beschermingsgraad moeten kiezen.

Brandgevaar

Elektriciteit zal tijdens transport warmte ontwikkelen. Deze warmte kunnen we goed beheersen totdat er een kortsluiting optreedt. Dan kan door de grote stroom die door een koperleiding gaat lopen oververhitting ontstaan, wat brand kan veroorzaken.

Figuur 16 Kortsluiting kan leiden tot brand

Figuur 16 Kortsluiting kan leiden tot brand

Elektriciteit en warmte:

  • stroom zal altijd warmte opwekken;
  • te veel stroom door een kabel kan zelfs leiden tot brand;
  • onbeperkt doorlussen van kabelhaspels leidt vaak tot problemen.

Wanneer goed berekend is hoeveel stroom er door een installatie of apparaat gaat lopen, dan weten we ook welke kabel we moeten gebruiken. Bekabeling moet niet te lang worden, anders moeten we dikkere kabels gebruiken (minder weerstand). Bij het doorkoppelen van verlengkabels wordt dit vaak over het hoofd gezien. Zeker op bouwplaatsen zien we verlengkabel aan verlengkabel gekoppeld waardoor er veel warmteontwikkeling kan ontstaan. Ook is het niet handig een kabelhaspel opgerold te laten. Deze kan dan behoorlijk warm worden waardoor brand kan ontstaan. Zie figuur 17. Temperatuurverhoging bij kortsluitingen in een verdeelinrichting (groepenkast) kan al snel oplopen naar ca. 11.000 graden Celsius. Ter informatie: staal smelt bij ca. 1000 graden Celsius.

Figuur 17 Warmteontwikkeling in kabelhaspels is vaak een oorzaak van brand

Figuur 17 Warmteontwikkeling in kabelhaspels is vaak een oorzaak van brand

Vlambooggevaar

Je kent het vast: wanneer je de stekker van jouw laptop of van een stofzuiger in het stopcontact doet, kan er een vonk overspringen, net voordat je de stekker erin steekt. Dat heet een vlamboog. Hetzelfde kan gebeuren wanneer je de stekker uit het stopcontact trekt. De grootste vlambogen ontstaan bij het onderbreken van een stroom.

De spanning op de aansluitingen van het stopcontact is zo hoog, dat het graag stroom wil afgeven. Zodra de stekker dicht bij komt, gaat er al stroom lopen door de lucht. Dat veroorzaakt een vonk (vlamboog).

Technisch gesproken ontstaan vlambogen door de ontlading tussen twee verschillende spanningsniveaus (potentialen).

Figuur 18 Vlambogen als gevolg van onveilig werken

Figuur 18 Vlambogen als gevolg van onveilig werken

Figuur 19 Gevolgen van een kortsluiting door een dun draadje

Figuur 19 Gevolgen van een kortsluiting door een dun draadje

Belangrijk om te weten bij vlambogen:

Vlambogen worden veroorzaakt doordat een spanningvoerend deel zijn spanning probeert kwijt te raken bij een (te) kleine afstand tussen twee polen in een gesloten circuit. Er gaat dan een stroom lopen als gevolg van een potentiaalverschil tussen de twee polen.

Je voorkomt een vlamboog door het apparaat- of de installatie eerst stroomloos te maken (voldoende scheiding, stekker eruit)

Tijdens het trekken van zekeringen, maar ook bij het verwijderen van schroefzekeringen kan ook een vlamboog ontstaan, als er op dat moment stroom door de zekeringen loopt. Daarom moeten zekeringen ook stroomloos worden verwijderd. Bij voorkeur spanningsloos, door bijvoorbeeld de voeding uit te schakelen. De grootte van een vlamboog hangt onder andere af van de hoogte van de spanning en de stroom.

Explosiegevaar

Elektriciteit kan, gezien de hiervoor beschreven fenomenen vlambogen en oververhitting, een explosie veroorzaken. Maar ook de kortsluiting zelf kan voor een enorme luchtdrukopbouw zorgen. Ter vergelijking: een handgranaat staat gelijk aan een kortsluiting van 15.000 A. In een verdeelinrichting kunnen we al snel een kracht van ca. 23.000 A ontwikkelen.

Figuur 20 Explosie door kortsluiting

Figuur 20 Explosie door kortsluiting

Figuur 21 Effecten rondom een explosie

Figuur 21 Effecten rondom een explosie

De hoeveelheid ampères bepaalt hoe groot de vonken kunnen worden. Het voltage is minder van invloed. Bijvoorbeeld: een autoaccu van 12 volt kan bij kortsluiting tussen de polen een enorme vlamboog veroorzaken, terwijl dit bij een glaszekering op 230 volt bij 1 ampère veel minder zal zijn.

Zowel de VOP-er als VP-er moeten hier bewust van zijn. De installatieverantwoordelijke moet ook kennis hebben van de wet en regelgeving omtrent explosiegevaarlijke omgevingen. Dit is uitgewerkt in de richtlijnen Atex 95 en Atex 137.

Explosiegevaar:

  • vonkvorming met elektriciteit
  • ATEX-omgeving
Figuur 22 Explosie door verkeerde toepassing materialen

Figuur 22 Explosie door verkeerde toepassing materialen

Eerste hulp

Voor zowel de VOP-er als VP-er geldt dat deze conform de NEN 3140 op de hoogte moeten zijn van eerste hulp bij aanrakingsgevaar.

Wanneer iemand onder spanning blijft staan, kan de hartspier verkrampen waarbij de kans bestaat op hartfibrillatie. Hierdoor stopt de bloedsomloop en ontstaat er een levensbedreigende situatie waarbij binnen 8 minuten de dood optreedt. Alleen snelle medische hulp binnen die tijd kan redding brengen. In figuur 23 zijn tips weergegeven wat je kunt doen in geval van calamiteiten.

Figuur 23 Eerste hulp tips bij elektriciteitsongevallen

Figuur 23 Eerste hulp tips bij elektriciteitsongevallen

Pas op met het met blote handen wegduwen van het slachtoffer! Je kan onder spanning komen te staan doordat de stroom via het slachtoffer jou bereikt en via jouw lichaam naar aarde vloeit. Een optie is het slachtoffer zo hard wegtrappen van de installatie dat hij loslaat en op de grond valt. Beter een paar gekneusde ribben dan dat iemand komt te overlijden! Onmiddellijk daarna moet je wel een dokter waarschuwen. Verleen in afwachting daarvan eerste hulp om de beademing en/of bloedsomloop op gang te houden. De bedrijfshulpverlening moet zijn ingericht op elektrische ongevallen.

Figuur 24 Eerste hulp bij elektrotechnische ongevallen

Figuur 24 Eerste hulp bij elektrotechnische ongevallen

De NEN 3140 regelt dat er mensen in de organisatie op de hoogte moeten zijn van eerste hulp bij elektrotechnische ongelukken. De installatieverantwoordelijke kan op basis van de risico's een noodplan opstellen waarin alle afspraken en procedures staan hoe te handelen in een noodsituatie. Toch is het voor een onderhoudsmonteur altijd maar de vraag, wanneer hij bij een bedrijf te gast is, of dat is geregeld. Vraag altijd om een alarmnummer en eventueel toezicht bij het uitvoeren van werkzaamheden. Ook al voelt iemand zich na een stroomschok vrij goed, toch is een doktersonderzoek aan te raden. Er kan namelijk inwendige verbranding of vergiftiging optreden. In de film van figuur 25 is te zien hoe je kunt handelen bij een ongeval.

Figuur 25 EHBO elektriciteit

Figuur 25 EHBO elektriciteit

Naar hoofdstuk 2

Bel mij

Heb je een vraag over een cursus of een vak- of schakelopleiding? Ik help je graag! Bel of e-mail mij voor een persoonlijk studieadvies.

Rob Manders

Rob Manders

Deel deze pagina